10 nov 2013

Haves en havenots

Beste lezer, proficiat. Dat u deze blog op dit eigenste moment kunt gadeslaan impliceert dat u een volwaardige burger bent. Althans zo klinkt het in de studie van Mertens en d'Haenens (2010), die stelt men pas ten volle aan het maatschappelijke leven kan deelnemen als men over digitale technologieën beschikt. Lees: zonder internet en toebehoren loopt u een klein beetje verloren in een samenleving die merendeels rond informatie draait. Toch blijkt dat een slordige vijftien procent van de Belgen geen toegang heeft tot het wereldwijde web. Een blik op de digitale kloof en diens sociale determinanten. 


U dacht misschien dat de internetloze burger in onze huidige Belgische samenleving tot de uitgestorven orde behoorde, maar denk gerust opnieuw. Zo onthulde een recente studie van de Federale Overheidsdienst Economie dat tot vijftien procent van de Belgen tussen de 16 en 74 jaar nog nooit een webpagina op het internet bezocht. U leest het goed, één op zes is het wereldwijde web in zijn geheel vreemd. Verontrustende cijfers, zo stelt de studie van Mertens en d'Haenens, aangezien we in een informatiemaatschappij leven waar men slechts deel van kan uitmaken wanneer men ten volle over informatie beschikt of kan beschikken. Anders geformuleerd, het burgerschap is getransformeerd naar een digitaal burgerschap waarbij het almaar belangrijker wordt om digitale technologieën te bezitten omdat deze de weg naar informatievergaring vergemakkelijken. Bij wijze van voorbeeld, almaar meer dienstverleningen bieden hun hulp en aanbiedingen aan via nieuwe mediakanalen en dat kan voor problemen zorgen voor de havenots. Mensen die niet over internet beschikken of er geen weg mee weten lopen zo het risico om in een zwakke positie te belanden, zo stellen de onderzoekers. En net daar knelt het schoentje.

Wat zegt onderzoek?
Uit verscheidene studies is namelijk gebleken dat mensen die reeds sociaal kwetsbaar zijn ook net diegenen zijn die onvoldoende toegang en kennis hebben wat de digitale technologieën betreft. Zo stellen Mertens en d'Haenens dat we het risico lopen om af te stevenen op een monocultureel burgerschap. Aangezien etnische minderheden minder toegang hebben tot digitale technologieën lopen ze ook het risico om buiten de informatiemaatschappij te vallen. Deze hypothese vond een grond van waarheid in hun onderzoek, waar bleek dat er significante verschillen waren tussen de autochtone en allochtone jongeren wat het bezit en gebruik van de digitale technologieën betreft.  Er bleek aldus sprake te zijn van een digitale kloof, waarbij de allochtone jongeren de gedepriveerde positie bekleden. Ander onderzoek wees tevens op het belang van het opleidingsniveau en de sociale klasse (Vandoninck & Roe, 2008). Beide waren significant en positief gerelateerd aan het bezit van een computer en internetconnectie. Personen met een lager opleidingsniveau rapporteerden hierbij meer zelden of nooit met de computer te werken dan mensen met een hoger opleidingsniveau. Slechts 60% van de laagste sociale categorie bleek een computer te bezitten, vergeleken met 75% in de lage middenklasse en rond 90% in de middenklasse en hoge middenklasse. Gelijkaardige resultaten werden gevonden met betrekking tot internetaansluiting.

Een andere groep die niet steeds op de hoogte is van de digitale technologieën en diens mogelijkheden, is het oudere segment van de bevolking. Zo bleek uit de studie van Federale Overheidsdienst Economie dat tot éénenvijftig procent van de Belgen in de leeftijdscategorie 65-74 nog nooit het internet gebruikte. Hoewel steeds meer ouderen hun weg vinden naar het internet blijkt het voor deze leeftijdsgroep toch niet altijd even evident om de ICT ontwikkelingen bij te benen. Bovendien gaven de ouderen in het onderzoek van De Haan (2001) aan dat de apparatuur niet voldoende aansluit op hun gebruikerswensen. Met name de zeventigplussers bekijken het medium met huiver, grotendeels vanwege de kosten, gebruiksonvriendelijkheid en het gebrek aan informatie en training. Toch beperken de problemen zich niet louter tot de oudste leeftijdsgroep. Het cliché dat jongeren de digitale generatie zijn die alle kneepjes van het vak kennen, blijkt lichtelijk overdreven. Uit het journaal van 4 maart 2010 bleek dat jongeren vooral heer en meester zijn op de sociale netwerksites, maar dat een niet te verwaarlozen segment van de adolescenten niet weet hoe men de computer op een veeleer technische manier kan hanteren. Jan Dekelver van de Katholieke Hogeschool Kempen spreekt voornamelijk van een verschuiving van de digitale kloof bij jongeren. "De sociaal kwetsbare groepen blijven hangen in de spelletjes of de netwerksites.Internetmogelijkheden die kunnen bijdragen tot hun maatschappelijke integratie gaan aan hen voorbij."

Ten slotte wordt er ook wel eens gesproken over de gender gap wat de digitale technologieën betreft. Oftewel: verschillen tussen mannen en vrouwen wat het bezit en gebruik van digitale technologieën betreft zijn merkbaar. Zo bleek uit het onderzoek van Broos (2005) dat vrouwen oververtegenwoordigd zijn in de groep havenots en ondergerepresenteerd in de categorie met vele jaren ervaring. De vrouwen bleken tevens meer tekenen van computerangst en negatieve attitudevorming te vertonen dan dit het geval was bij de mannelijke respondenten. Ook uit ander onderzoek kwamen dezelfde resultaten naar voren (Broos & Roe, 2005). Zij stelden bovendien dat mannen meer vertrouwen hebben in hun computervaardigheden terwijl vrouwen vaker de indruk hebben dat ze minder goed zijn in het hanteren van digitale technologieën.

Vleugje optimisme kan geen kwaad.
Maar, er is plaats voor een vleugje optimisme. In de eerste plaats moet het gezegd worden: België doet het lang niet zo slecht in vergelijking met zijn buurlanden. Het Europees gemiddelde van mensen die zich zelden tot nooit op het internet bevinden ligt om en nabij de 23 procent, heel wat hoger dan de 15 procent in België. Bovendien voldoet België nu reeds aan de doelstelling die de ‘Digital Agenda for Europe’ voor 2013 heeft vastgelegd, en heeft al zes van de doelstellingen voor 2015 bereikt. Het percentage uitrustingen en internetverbindingen van de huishoudens en ondernemingen noemt de FOD Economie “uitstekend”. Ten slotte is het belangrijk om melden dat de digitale kloof in België met meer dan de helft gedaald is ten opzichte van 2005. In dat jaar had tot tweeënveertig procent van de bevolking geen toegang tot het wereldwijde web of andere digitale technologieën, in 2010 nog slechts drieëntwintig procent en in 2012 nog vijftien procent. Bovendien is het aantal huishoudens zonder internetverbinding van vijftig procent in 2005 teruggevallen tot zevenentwintig procent in 2012. Er is dus nog werk aan de winkel, maar zoals Churchill zich ooit liet ontvallen: “A pessimist sees the difficulty in every opportunity; an optimist sees the opportunity in every difficulty.”

Amen.
_____________________________________________________________________________

Bronnen:

Artikels en websites:
  • http://www.standaard.be/cnt/dmf20130625_00635499
  • http://www.standaard.be/cnt/9b39jdaq
  • http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/binnenland/1.886651
Wetenschappelijke papers:
  • Mertens, S., & d'Haenens, L. (2010). The digital divide among young people in Brussels: Social and cultural influences on ownership and use of digital technologies. Communications, 35(2), 187-207.
  • De Haan, J., Klumper, O., & Steyaert, J. (2004). Surfende senioren, kansen en bedreigingen van ICT voor ouderen. Utrecht: Academic Service.
  • De Haan, J. (2001). Ouderen en ICT. In: M.M.Y. de Klerk, Rapportage ouderen 2001; veranderingen in de leefsituatie. Den Haag: SCP, (229-248).
  • Vandoninck, S., & Roe, K. (2008). The digital divide in Flanders: Disappearance or persistence?. Communications, 33(2), 247-255.
  • Broos, A. (2005). Gender and information and communication technologies (ICT) anxiety: Male self-assurance and female hesitation CyberPsychology and Behavior, 8(1), 21-31.
  • Broos, A., & Roe, K. (2005). Marginality in the information age: Is the gender gap really diminishing?. Communications, 30(2), 251-260.

2 opmerkingen:

  1. Hallo Tessa. Je ziet er tegenop om al die referenties te zoeken voor je blog, maar het resultaat mag er wezen.

    Vijftien procent van de Belgen, dat is inderdaad een cijfer om versteld van te staan. Het komt (niet toevallig?) overeen met de risicodrempel van armoede: 15,3% (recente cijfers van IWEPS). Wist je dat de armoedegraad in Brussel hoger ligt dan in de armste Europese landen?

    Broos heeft andere resultaten dan het onderzoek dat ik gelezen heb. Bij mij was het de motivatie op school die de gender gap een beetje verzachtte. Als je de setting van een middelbare school neemt zijn het de meisjes die extra hun best doen en zo hun mannelijke klasgenoten overtroeven in computertaken. De jongens hebben dan wel meer zelfvertrouwen met ICT, zoals je zegt, maar hun vaardigheden zijn niet altijd nuttig. Veel jongens zijn koning in het gamen, maar ze kunnen bv. niet werken met een tabel in Excel.

    Blog on ;)
    Tom

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hey Tom,

    Bedankt voor je lovende woorden. Ik heb in mijn voorbije studiejaren heel wat over het onderwerp zien passeren, dus het zoeken naar goede referenties was een minder zware taak dan voorheen ;). Ik heb jouw invalshoek niet echt zien passeren, maar ik vind hem erg interessant. Ik las wel ergens dat de attitude tegenover ICT sterk samenhangt met de ervaring, maar dat meisjes vaak zo negatief staan tegenover computers en toebehoren dat ze zelden geëngageerd zijn om ervaring op te doen. Een beetje een vicieuze cirkel, zeg maar.

    Althans, boeiend onderwerp.

    Op naar de volgende!

    BeantwoordenVerwijderen